ZO hoort het: je legt een plaat op en er bestaan geen woorden om de muziek te beschrijven die opwelt. Er zijn ook geen criteria om te zeggen of die muziek goed of slecht is, omdat je zoiets nog nooit gehoord hebt. Aurélia heet de groep: één violiste, een percussionist en een gitarist. Voor mij geurt deze muziek op het eerste gezicht naar Italië, maar vraag me niet waarom. Iemand anders zal wellicht aan Frankrijk denken, of aan barokmuziek. Ongetwijfeld zijn dat allemaal brokjes die de identiteit van Aurélia helpen vormen. Het nieuwe trio bestaat uit Tom Theuns (bekend van Ambrozijn), Aurélie Dorzée (bekend van Trio Trad) en Stephan Pougin (bekend van een tiental groepen). Dorzée lijkt de centrale figuur: zij speelt de melodieën en vanuit haar improvisaties is de plaat opgebloeid. Theuns is de arrangeur: in de stemmingen van Dorzée haakt hij kleine liedjes vast, zingt hij op een eigenzinnige, vaak geforceerde manier. Pougin veegt en bonst en schuurt daaronder.
Michel Van Achter heeft uit vier dagen opnames het album samengesteld. Festina lente verwijst ook sterk naar volksmuziek, maar de basiskwaliteit is dat de plaat heel fantasievol in elkaar steekt. Allerlei sferen passeren de revue, het groepspel herhaalt zichzelf nooit, terwijl het wel steeds dezelfde identiteit behoudt. In ,,Lisa Linn'' knarst Theuns als een verkouden Paolo Conte, maar meteen daarna soleert Dorzée repetitief en helder in ,,Le grenier'', alsof er helemaal geen verschil is tussen traditionele en hedendaagse muziek. Hier vloeit de muziek heel vrij, zoals dat bij Iva Bittova het geval is. Verdient veel aandacht, zeker ook live.
(vpb) De Standaard, 16 juli 2005