Als de aanduiding 'amusementsmuziek' een kwalijke bijsmaak heeft, dan kan 'Festina Lente' gebruikt worden om die weg te slikken. Het akoestische trio Aurélia klinkt eerlijk bescheiden en charmant, maar ook niet ambitieloos of wuft. Violiste en aanvoerster Aurélie Dorzée schittert niet in complexe improvisaties of met een schitterende klassieke toon. Haar spel heeft dan ook meer weg van een volkszangeres dan van een bejubelde diva, een effect dat nog versterkt wordt door het gebruik van de donkerder en minder briljant klinkende altviool. Tom Theuns is geen gitaarvirtuoos en als zanger geen heldentenor, zoals percussionist Stephan Pougin geen drummer is die er in vliegt met een dubbele baspedaal. Beide stellen zich ten dienste van het geheel en dat geheel streeft geen grote kunst na, maar juist heel menselijke en herkenbare muziek.
De 'eerlijkheid' van het trio wordt daarbij nog onderstreept door de invloeden die in hun muziek doorschemeren. Elementen van flamenco, circusmuziek, zigeunerweemoed of een schommelende, Oosterse kamelenritmiek blijven muzikale sporen, zonder dat de muziek echte flamenco of eender welke andere stijl wordt. Wat de cd zo mist aan 'duidelijkheid' recupereert die volledig aan sfeer. Gelet op de bezetting van het trio is een Franse café chantant-ambiance daarbij heel dankbaar. Of het nu gaat om lichte weemoed of om een wals, de muzikanten van Aurélia pakken de zaken steeds fijnbesnaard aan en zijn niet te beroerd om de schijn te doorprikken. Zo heeft de lichte toverwals 'Selon Mr Grumaux' een duister middendeel, gedragen door zacht donderende percussie en een ongemakkelijk repeterende viool, waarbij een opkomende onrust eerder gesuggereerd wordt dan in volle horror openbarst. In delen 1 en 3 van de driedelige minisuite 'Tharoul' krijgt de viool van Dorzée dan weer alle vrijheid, gedragen door lange, drone-achtige akkoorden van het harmonium. De folky atmosfeer van deze stukken contrasteert daarbij sterk met het middendeel dat opmerkelijk uitgewerkt is. 'Tharoul 2' ontwikkelt zich immers in een koppige onregelmatige maatsoort en laat het trio horen in diverse overdubs. Het is bewonderenswaardig hoe deze technische mogelijkheid het ambachtelijke van de muziek niet schaadt, wel integendeel. De verschillende viool- en gitaarlagen die geleidelijk aan gestapeld worden, klinken als één natuurlijk geheel en richten zich niet op obsederend herhalen, waardoor het toevoegen heel natuurlijk wordt.
Op andere nummers laat het trio dan weer horen dat ze ook in 'real time' tot knappe arrangementen (en de bijbehorende complexiteit) in staat zijn. 'Lisa Linn' is zo'n uitgecomponeerd en -gearrangeerd stuk. Het begint waggelend (met de 'vrouwelijke' stem van Theuns als leidraad) alsof het net iets te veel op heeft, zonder daarom ladderzat of clownesk te zijn. Plots dient zich een steviger Balkangetint stuk aan waarna de viool terug iets gevoeliger overneemt, gesteund door vrije percussie die bij momenten klinkt alsof een (dit keer wel goed bezopen) nachtwandelaar de vuilnisbakken omver loopt. Dat ook deze scène niet idioot klinkt typeert de gehele cd. Niets menselijk is 'Festina Lente' vreemd en zo kan dit album troosten, opvrolijken en ontroeren, zonder groots te (willen) zijn.
Kwadratuur, Koen Van Meel, 26 juli 2006