Olla Vogala stelde in de AB club zijn nieuwe cd voor. Jazz en tango vormen de smakelijkste ingrediënten van 'Marcel'.
CONCERT:
Olla Vogala blijft een buitenbeentje in de muziekwereld. Het orkest zoekt sinds 1998 naar een plek waar klassieke muziek, jazz en etnische stijlen elkaar kunnen bevruchten. Vroeger klonk het groot en ambitieus, maar tegenwoordig bestaat het ensemble uit acht of negen muzikanten.
In de AB club stelde Olla Vogala zijn vijfde album voor. Het concert was opgevat als een aftershow bij een concert van de Nits: duidelijk een ongelukkige keuze. Gisteravond speelde het orkest ook in de Gentse Centrale, wat een veel logischer locatie is.
Wouter Van den Abeele, de leider van de groep, schreef een serie songs rond een fictief verhaal over ene Marcel, muzikant en ook bezig met de studie van vissen. Marcel wordt verliefd en beleeft allerhande emoties, om uiteindelijk een vorm van rust te vinden. De luisteraar moet zich bij zoveel surrealisme wellicht niet te veel vragen stellen.
Het gaat bij Olla Vogala veel meer om de muziek. Al meteen in 'Les nains' dacht je aan een stukje kamermuziek, en tegelijk aan een Vlaamse fanfare. Waarna 'Al de woorden' als een walsje begon, drijvend op veel accordeon, maar niettemin van partituren afgespeeld en afgewerkt werd met de klassieke zang van Soetkin Baptist - die op het einde heel 'hedendaags' ontspoorde.
De typische wereld van Olla Vogala is in grote mate die van Wouter Van den Abeele: hij is niet alleen fysiek, maar ook in zijn fantasie een wereldreiziger. Hij sloopt muren tussen muziekwerelden en is daarmee, zeker in dit land, zijn tijd ver vooruit. Luisteren naar Olla Vogala is altijd een reis, een ontdekkingstocht, een uitdaging.
Wendbaar:
Soms herken je als luisteraar iets. 'La luna' lonkte duidelijk naar de Argentijnse tango, met mooi ritmisch spel van de accordeoniste Anne Niepold en als smachtende tegenhanger de fijne viool van Stefaan Smagghe. Maar in de tangowereld zingt vast niemand als Baptist, die zich bij Olla Vogala op een andere manier laat kennen dan bij Ishtar, waarmee ze dezer dagen zo'n beetje een fenomeen is.
Toch is het moeilijker dan vroeger om meegesleept te worden door de sound van Olla Vogala. De Arabische tonen van weleer zijn eruit, en met negen man spelen zorgt natuurlijk voor een heel andere kracht dan spelen met twintig muzikanten. Een klein ensemble is echter wendbaarder, wat telkens duidelijk werd als het orkest zijstapjes zette naar jazzimprovisatie. En het kan ook kleiner zijn, bijvoorbeeld toen Baptist het sterke 'Mijn hoofd' besloot met enkel een trombone naast haar. Mooi.
Het orkest speelde de nieuwe cd van voor naar achter en voegde daar als toetje nog een paar bewerkingen aan toe die Wouter van den Abeele maakte voor een project in Griekenland, een paar jaar geleden: een Zuid-Afrikaans lied en een fado van Amalia Rodrigues. Maar steeds eigenzinnig gebracht.
Olla Vogala. Gezien op 6/3 in de AB club.
De Standaard . 8 maart 2008