BRUSSEL l Al wie deze autodidact op flamencogitaar of oudh bezig ziet, is minstens onder de indruk. In Vlaanderen heeft tot nu toe schijnbaar alleen Arne Sierens Baggili opgemerkt.
De theatermaker vroeg hem tussen 1999 en 2001 mee op tournee voor de muzikale omkadering van zijn stuk Colette. "En het zou nog langer hebben geduurd", dixit Baggili, "als de twee hoofdrolspelers elkaar niet dermate in de haren waren gevlogen."
Dezer dagen staat Baggili andermaal op de planken, voor de presentatie van zijn derde cd, Douar. Een soloproject, na het in Wallonië bijzonder succesvolle Cuattro con cuattro, dat in Vlaanderen helaas nauwelijks werd opgemerkt.
Zoals dat wel vaker gaat bij muzikanten, is ook Baggili, kind van een christelijke Jordaanse vader en een Servo-Kroatische moeder, met muziek opgegroeid. "Mijn vader zong altijd, en de deuren en de potten waren zijn percussie-instrumenten. Zingen hoorde bij de geluiden van onze familie, we maakten zelfs opnames, waarop mijn zusjes en ik te horen waren."
"Dat was een soort passieve leerschool, mijn bewuste entree in de muziek kwam toen ik 15 was. Mijn zus had een vriendje dat ik erg bewonderde, een jongen met een elektrische gitaar en een cd van Dire Straits. Ik wist niet wat ik hoorde."
Baggili probeert Mark Knopflers unieke gitaartechniek eerst in zijn hoofd na te spelen, en op een fluit die hij thuis had liggen, tot hij zich een elektrische gitaar kon aanschaffen en de echte dissectie van Knopflers gitaartechniek kon beginnen.
"Ik oefende elke dag drie uur, in mijn eentje. Luisteren, stoppen, proberen, terugspoelen. Zelfs tijdens de lesuren kon ik nergens anders aan denken, al begreep ik best dat ik geen moeilijkheden op school mocht krijgen, om het gitaarspelen niet te hypothekeren. Maar het ging erg goed, en drie jaar later speelde ik 'Sultans of Swing' en gaf privéles gitaar."
Baggili's tweede openbaring komt als hij 19 is, en op de televisie flamencogrootmeester Paco de Lucia bezig ziet. Hij haalt diens cd's in huis en raakt er helemaal van in de ban. Als hij korte tijd later een concert bijwoont van Marquito Velez, besluit hij zelf een flamencogitaar te kopen en zich andermaal in zijn kamer op te sluiten. "In tegenstelling tot de elektrische gitaar was het leren bespelen van dat instrument echt zwoegen, zoals een sportman bijna. Maar tegelijk was het een immens plezier om ermee bezig te kunnen zijn en ik was er tegen die tijd ook van overtuigd dat mijn leven in de muziek moest liggen."
In diezelfde periode koopt de jonge muzikant ook een oudh of Arabische luit, zoals zijn in LA wonende oom die meesterlijk bespeelt. "En zoals ik die ook ken van de talloze cassettes die we thuis hadden, de sonoriteit van de Jordaanse wereld van mijn vader. Het ging haast vanzelf. Ik had het geluid tussen mijn oren en de techniek van de gitaar in mijn vingers."
Ondertussen moest er evenwel ook aan geld verdienen worden gedacht, maar een loopbaan als goedbetaald IT'er blijkt uiteindelijk niets voor de jonge muzikant. Hij besluit Spaans en Engels te studeren en zich in tal van groepen en projecten te engageren. Kinderanimatie, Colette van Arne Sierens en andere opdrachten volgen elkaar op. "Alleen kreeg ik uiteindelijk het gevoel dat er geen tijd of ruimte meer was om zelf muziek te maken."
Daarom kwam Baggili's bekroning op het Open Strings Festival in Osnabrück in 2000 als een zegen. "Plots kreeg ik de kans om een professionele cd op te nemen. Het zijn er twee geworden: Cuattro con Cuattro en Douar. Na een eerste cd in eigen beheer, met een orkest. Maar dat werk ligt me helemaal niet meer. Het goede aan die samenwerking was vooral dat ik noten heb leren schrijven. Maar van een partituur spelen kan ik nog altijd niet. En ik betreur het ook niet, toch niet dat ik geen conservatorium heb gevolgd. Veel van mijn vrienden die het wel deden, werden er gekraakt, en dat kan toch de bedoeling niet zijn."
De Morgen . Catherine Vuylsteke . 03-11-2006